Monikkenwerk op de m2: opgravingsresultaten Broerekerk-fontein Bolsward
Gepubliceerd op in Cultureel Erfgoed.
De opgraving van 44m2 grond, voor de realisatie van de fontein voor de Broerekerk, bracht in 2018 een terp uit de vroege middeleeuwen én een begraafplaats aan het licht. Van de 13e tot in de 18e eeuw lagen voor de kerk mensen begraven.
Vroege bewoners
Bolsward is ontstaan vanuit drie terpen. Twee terpen lagen onder de huidige Hoogstraat, op de oever van de Marneslenk. Via deze geul drong het zeewater het gebied binnen. De oostelijke terp was in de vroege middeleeuwen bewoond. De terp waarop de Sint-Maartenskerk (nu de Martinikerk) is gebouwd, dateert uit de Romeinse tijd.
Vroegmiddeleeuwse terp
Op de locatie voor de Broerekerk kwamen de resten van een terp aan het licht. De oudste terplagen dateren uit de 9e of vroege 10e eeuw. Ze zijn waarschijnlijk van de oostelijke kernterp op de oeverwal, ten noorden van de Marneslenk. De terp was direct op de kwelder (begroeid stuk land aan zee wat onderliep bij zeer hoog water) opgeworpen. Tot halverwege de 13e eeuw was het waarschijnlijk een woonerf. Op deze plek hebben de archeologen ook diverse skeletten van mensen opgegraven.
Kloosterterrein
De eerste begravingen dateren tussen 1250-1280. Toen was het terrein al een kerkhof. Het Minderbroeder- of Franciscanerklooster lag, volgens historische bronnen, buiten de drie terpen die de kern van Bolsward vormden. De mogelijke stichtingsdatum van het klooster is 1260 of 1280. Rond 1280 zal het grotendeels ingericht en bewoond zijn geweest. In 1572 werd het klooster geplunderd, maar de kloosterkerk werd gespaard.


Eenvoudige graven
Het terrein voor de Broerekerk was vanaf de 12e/13e tot in de 18e eeuw een begraafplaats. De tenminste 81 overledenen lagen begraven zonder kist of in een simpele houten kisten. De doden lagen op hun rug, met de armen gevouwen op het bekken of langs het lichaam en in west-oost richting. Dat was een gebruikelijke houding in de late middeleeuwen en Nieuwe Tijd.
De overledenen kregen doorgaans geen bijgiften mee en werden in een eenvoudig doodshemd begraven. De vele vondsten die zijn gedaan tussen de graven, met name aardewerk, maar ook glas en bouwmaterialen, hebben niets te maken met de begravingen. Deze zijn echter afkomstig uit de ophogingen met stadsafval.
Geen kloosterlingen begraven voor de Broerekerk
Verschillen in sociale status waren er nauwelijks. Zowel mannen, vrouwen als kinderen lagen er begraven: de mannen gemiddeld 34 jaar en de vrouwen 35,7 jaar. Op deze specifieke locatie ligt dus geen kloosterpopulatie. Die zou namelijk bestaan uit enkel broeders en/of zusters en geen kinderen, maar de gewone hardwerkende bevolking van Bolsward zelf. Opvallend waren namelijk de vele gewrichtsaandoeningen: de mensen voerden lichamelijk zeer zwaar belastend werk uit. Er waren veel kinderen met chronische bloedarmoede. De rijke ‘stinkerds’ lagen doorgaans in de kerk zelf. In 1829 vaardigde koning Willem 1 het verbod uit op graven in en rond de kerk. In 1869 werd met de Begrafeniswet het begraven binnen de bebouwde kom geheel verboden.
Dit artikel is onderdeel van de Nieuwsbrief Cultureel Erfgoed. Wil je op de hoogte van het laatste Cultureel Erfgoed nieuws blijven? Meld je aan voor de tweejaarlijkse Nieuwsbrief Cultureel Erfgoed via het aanmeldformulier.
Zie ook
- Oude verflagen en hun verhaal
- Wandel- en fietsroutes in Súdwest-Fryslân
- Binnenkijken bij Yntemapolder 2, Gaastmeer
- De bescherming van een monument
- In de Erfgoed schijnwerpers: Nino Casolin
- Herijking gemeentelijke monumentenlijst
- De archiefschatten van Súdwest-Fryslân
- Archeologe Sarah Zandboer maakt kennis
- Subsidie restauratie daken Friese boerderijen
- Concept subsidieregeling Historische Werkgroepen
- Team Erfgoed. Wie zij wij?